Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Trouw, 3 mei 2023

Zwolle heeft sinds vorig jaar een standbeeld voor een vrouw. Het is de eerste in een reeks van zeven monumenten voor gedenkwaardige Zwolse mannen. Hoog tijd, en mooi uitgevoerd door kunstenaar Damion Kapajos maar toch is er wat gemor. Want wie eert de stad van vrouwen als tekenares Gesina ter Borch en Aleida Greve, oprichtster van het museale Vrouwenhuis? Het is Anna Maria Jennaert, het ‘halfnaakt wezen, met een donkere huid en lang haar’ dat in 1717 in de bossen rond Zwolle werd aangetroffen. De stad verzorgde de ‘wilde deerne’ tot haar moeder haar vanuit Antwerpen kwam halen. Het standbeeld staat volgens het stadsbestuur symbool voor medemenselijkheid. Zowel het feit dat Zwolle zo laat een vrouw op de sokkel plaatst als de onderwerpkeuze is typerend voor monumentenland.

Wilde Deerne jpg

Standbeeld voor Anna Maria Jennaert, de Wilde Deerne, in Zwolle (foto Lucia de Vries)

Want hoe is het gesteld met die Nederlandse vrouwen op sokkels? Een belangrijk onderzoeksgebied, zou je denken. Toch is er nauwelijks studie naar gedaan. Uit het buitenland weten we hoe bedroevend weinig vrouwenmonumenten er zijn. Voor de VS berekende journalist Cari Shane dat vrouwen minder dan acht procent van de personenbeelden uitmaken. Tussen 1868 en 1959 werden weliswaar 170 vrouwenbeelden onthuld, maar het waren voornamelijk allegorische vrouwenfiguren. Voor het Verenigd Koninkrijk calculeert journalist Caroline Emma Criado Perez het aandeel vrouwenstandbeelden op 28 procent, waarvan slechts 2,7 procent burgervrouwen. De helft van alle Britse vrouwenbeelden zijn allegorische figuren.

Hoog tijd dus om de Nederlandse monumenten langs de genderlat te leggen. Hoeveel vrouwenmonumenten zijn er, wie eren ze en wat is hun zeggingskracht?

‘Uitstekende geesten’

In de periode 1815-2020 zijn in Nederland 686 personenmonumenten onthuld. Het gaat om 587 mannen en 109 vrouwen. Vrouwen maken dus 16 procent uit. Een flinke minderheid, waarvan ook nog eens ruim een derde is opgericht voor koninklijke vrouwen.

De verbeterde positie van de vrouw heeft nauwelijks invloed gehad op de genderbalans binnen de Nederlandse standbeeldencultuur.

lucia de vries

Welke burgervrouwen vonden we belangrijk genoeg om op de sokkel te hijsen? Vóór 1940 telde Nederland er maar zes. De eerste was die voor het schrijversduo Betje Wolff en Aagje Deken. Het werd in 1884 feestelijk onthuld in Vlissingen, de geboorteplek van Wolff. Het ontwerp, een fontein met medaillons, vormde een buitenbeentje te midden van het veertigtal imposante en realistische heldenmonumenten uit dezelfde tijdsperiode. Dat viel een enkeling toen ook al op. De vrijzinnige letterkundige Jan ten Brink vroeg zich af: “Overvloed van stroomend water is heerlijk te aanschouwen, maar wat heeft dit genot gemeen met de waardeering van twee zulke uitstekende geesten?”

Monument voor Aagje Deken en Betje Wolff, in Vlissingen (foto Vd Krogt)

De oprichting van vrouwenstandbeelden begon in feite pas na de Tweede Wereldoorlog. Na de onthulling van standbeelden voor Anne Frank en enkele verzetsvrouwen en feministes nam het aantal burgervrouwen op sokkels gestaag toe. Wat echter opvalt is dat de verhouding tussen vrouwen- en mannenstandbeelden in de afgelopen drie eeuwen in relatieve zin nauwelijks is veranderd.

In de negentiende eeuw maakten vrouwen 17% uit. In de eeuw erna was dat 19% en in de huidige eeuw blijft hun aandeel tot nu toe steken op 20%. De verbeterde positie van de vrouw heeft dus nauwelijks invloed gehad op de genderbalans binnen de Nederlandse standbeeldencultuur.

Weldoeners en lokale helden

En er is meer: de vrouwenverering in de openbare ruimte is niet alleen beperkt maar ook eenzijdig. Vrouwelijke staatslieden en politici, wetenschappers, uitvinders en industriëlen ontbreken bijna volledig. Naast koninginnen en gravinnen zijn vooral geestelijken, weldoeners en dorpsfiguren goed vertegenwoordigd. Geen wonder: deze gelovige, hulpvaardige en alom geliefde, vaak ludieke vrouwen voldoen aan historische opvattingen over de bestemming van de vrouw. Bovendien waren de vrouwen op sokkels tot vorig jaar allemaal wit; pas met de onthulling van een standbeeld voor de zwarte zwemkampioene Enith Brigitha in Almere kwam daar verandering in.

Wie de monumenten voor de beide seksen vergelijkt ziet dat er bovendien sprake is van een hiërarchisch verschil: terwijl burgermannen eerder herkenbaar en ten voeten uit worden verbeeld, wordt voor burgervrouwen sneller voor een lager gewaarde borstbeeld of kop, of voor een allegorie gekozen. De mannen op sokkels zijn vaker dynamisch terwijl de vrouwen doorgaans een passieve uitstraling hebben. Hierdoor ondergraven monumenten de betekenis van historische vrouwen als actoren.

Historica Els Kloek, initiatiefnemer van het project ‘1001 vrouwen’, is niet verbaasd over de uitkomsten. “Standbeelden zijn een weerspiegeling van de geschiedenis”, zegt zij. “Vrouwen doen pas een eeuw of iets langer volop mee, daarom zijn ze in de publieke ruimte eeuwenlang vrijwel onzichtbaar gebleven. Zij waren wel op sokkels te vinden, maar dan als zinnebeeld. Vrouwen stonden voor van alles en nog wat, maar niet voor zichzelf.”

“Vrouwen stonden voor van alles en nog wat, maar niet voor zichzelf.”

Historica Els Kloek

Twijfel en stilstand

Het eren van vrouwen in de herinneringscultuur blijft dus een lastige kwestie. Ook het feminisme heeft hier weinig verandering in kunnen brengen. Nederlands kent slechts drie feministenmonumenten: twee voor Aletta Jacobs en een voor Wilhelmina Drucker. Die voor dr. Jacobs, een bescheiden buste- en borstbeeld, zijn te vinden in Groningen en Sappemeer. Het imposante monument voor kiesrechtactiviste Drucker, onthuld in Amsterdam in 1939, is getiteld ‘De vrouw als vrije mens’. Het ontwerp van Gerrit van der Veen toont een schaars geklede vrouw die ‘verheugd maar weifelend, voorwaarts schrijdt’. Drucker zou zich in haar graf omdraaien; zelf meende ze dat de vrouw niet vrij zou zijn mits zij zich liet zien als ‘de zelfbewuste…, de fiere, die zelfstandig haar ketenen afwerpt’.

Monument voor Wilhelmina Drucker, Amsterdam (foto Lucia de Vries)

Het ontwerp is tekenend voor het vacuüm waarin de vrouwenbeweging in de jaren 30 verkeerde. Ook elders werden feministes afgebeeld als modellen van ‘ware vrouwelijkheid’. Een hardnekkig verschijnsel, zo bleek in 2020 toen in Londen een monument voor de filosofe en feministe Mary Wollstonecraft werd onthuld. Kunstenaar Maggi Hambling kreeg de wind van voren voor haar zilverkleurige naakte vrouw, rijzend vanuit ‘een wervelende mix van vrouwelijke vormen’.

Twijfelachtige eer

Dat het ontwerpen van een goed vrouwenmonument geen sinecure is blijkt ook uit de discussie rond het monument voor Nederlands bekendste historische vrouw: Kenau Simonsdochter Hasselaer. Al in 1847 werd er gepleit voor een standbeeld van de ‘heldhaftige’ Haarlemse heldin en ontving het stadsbestuur zelfs een kant en klaar ontwerp.

Het probleem met Kenau en andere strijdvaardige vrouwen was dat er aan haar ‘echtheid’ werd getwijfeld. Sinds de zestiende eeuw behoorde Kenaus ‘mannenmoed’ tot het vaste repertoire van de vaderlandse geschiedenis. Kenaus roem leed schipbreuk in de negentiende eeuw, toen haar strijdbare optreden slecht te rijmen bleek met het burgerlijk ideaal. In navolging van oudheidkundige Cornelis Ekama en archivaris Gerda Kurtz werd de overlevering van Kenau en haar vrouwenleger in twijfel getrokken. Ondanks het feit dat Els Kloek in 2014 concludeerde dat ‘circumstantial evidence’ het heldhaftige optreden van Kenau aannemelijk maakt, bleef twijfel bestaan.

Pas in 1973 werd ‘Kenau en de Haarlemse Vrouwen’ bij de Amsterdamse Poort onthuld. Het beeld van kunstenaar Theo Mulder toont een dynamische groep van zes gewapende vrouwen met stevig neergezette benen, fier opgeheven hoofden en gewaden die wapperen in de wind.

Sterke, stoere vrouw

In 2008 diende toenmalig D66-raadslid Louise van Zetten een motie in voor een Kenau-monument. Van Zetten vroeg zich af waarom Kenau geen standbeeld ‘pontificaal op de markt van Haarlem’ kreeg. Het raadslid had ‘een beeld van Kenau als individu, als persoon, als sterke, stoere vrouw’ voor ogen.

Toen in mei 2013 op het Stationsplein het door Graziella Curreli ontworpen en gemaakte monument werd onthuld was Van Zetten not amused. Het imposante, 3,20 meter hoge beeld ‘Kenau en Ripperda’ bestaat uit twee figuren op een bronzen plateau. Ripperda is afgebeeld als een lange, gespierde mannelijke figuur in Middeleeuws gevechtstenue, gewapend met een lange speer. Kenau is de kleinere figuur met nauwsluitend korset die met beide handen haar lang krullend haar onder haar muts stopt. Haar zwaard is onder haar voet geklemd.

Monument Kenau en Ripperda, Haarlem (foto Lucia de Vries)

Van Zetten meent dat het ‘Hans-en-Grietjebeeld’ geen recht doet aan de heldin van Haarlem:  “Kenau was een zestiende-eeuwse moeder van vier kinderen die een bedrijf runde. De afgebeelde Kenau is een jong, slank meisje, met een korset, dat opkijkt naar een grote, stoere man. Ze heeft iets kinderlijks. Zo kan ze de barricades niet op,” aldus de Haarlemse politica.

Kunstenaar Curreli pareert dat critici als Van Zetten de spirituele betekenis van het beeld over het hoofd zien: haar beeld is een vredesbeeld, waarin twee historische, bij een oorlog betrokken personen verbeeld worden als ‘allegorische figuren die een innerlijke reis vertegenwoordigen’. Curreli wijst op de verbeten trek van Kenau en haar zwaard en waterfles: zij maakt zich duidelijk op voor de strijd. Het verschil van inzicht typeert de verwarring rondom vrouwenmonumenten.

Een lege vorm

Wie een beter vrouwenmonument wil neerzetten moet zich bewust zijn van de dominante beelden die de (kunst)geschiedenis ons naliet. Door de bank genomen zijn mannen met hun karakter en identiteit afgebeeld, terwijl de vrouwenfiguur – in de woorden van kunsthistorica Saskia Wolda – fungeerde als ‘een lege, invulbare vorm, een ‘container’ die elke gewenste boodschap kan bevatten’. Dit verklaart waarom geen enkele Nederlandse mannelijke held op sokkel als allegorie is afgebeeld, tegenover een kwart vrouwen.

Door de bank genomen zijn mannen met hun karakter en identiteit afgebeeld, terwijl de vrouwenfiguur fungeerde als ‘een lege, invulbare vorm, een ‘container’ die elke gewenste boodschap kan bevatten’.

Kunsthistorica saskia Wolda

Rest de vraag: moeten we ze wel willen, vrouwenmonumenten? In een tijd dat omstreden bronzen figuren van hun sokkel worden getrokken? Zijn standbeelden in feite geen gedateerde, onhandige dingen die alleen maar in de weg staan en kunnen ze niet beter plaatsmaken voor moderne vormen van eerbetoon, zoals lessenpakketten, audiotours, social media campagnes? 

Bronzen en stenen vrouwen hebben echter zo hun nut. Ze geven vrouwen van nu de kans om zich in de publieke ruimte te spiegelen. Samen met vrouwelijke straatnamen en muurschilderingen zorgen ze voor een gevoel van herkenning en versterking (‘wat zij kon kan ik ook’).

Kloek meent dat we er als samenleving ‘wat meer druk op moeten zetten’: “Zodra we achteroverleunen worden vrouwen als eerste weer vergeten. Het gaat om een eeuwenoude achterstelling; we hebben ook op dit gebied nog veel in te halen.”