Dit verhaal is onderdeel van de artikelserie ‘M’n bessien ad un botter’, eerder gepubliceerd in Het Urkerland van 20 december 2021.
De kerst van 1947 was voor Lubbetje Koffeman-Korf (1897-1985) een zeer moeilijke tijd. Haar man, Geert Koffeman, was zojuist aan darmkanker overleden. Lubbetje had negen monden te voeden en verzorgde ook nog haar vader, die bij haar inwoonde. Haar enige bezit was een huis en een ‘ouwe, lekke botter’. Bijna 75 jaar later blijkt zij mede-grondlegger van een visserijbedrijf met 26 moderne kotters te zijn geweest. Hoe deed ze dat? Dochters Tjerkje en Marrie vragen het zich nog regelmatig af.

Lubbetje met haar zes dochters, staand, vlnr: Tjerkje, Marretje, Aaltje en zittend: Hendrikje, Elisabeth en Truitje
Tjerkje (89) was toen 15: “Boven mij kwamen drie jongens en drie meiden, waarvan Aaltje in 1940 was overleden. Onder mij drie zusjes en een overleden broertje, Klaas Jelle. Mijn oudere zussen werkten in winkels in Den Haag en later op de Holland-Amerika-lijn.”
Tjerkje kan zich nog goed herinneren hoe het was. Moeder Lubbetje had als meisje als dienstmeisje in een winkel in Hoorn gewerkt en later ergens bij een dominee. Ze was trots toen ze na haar trouwen een huis langs de boulevard kon laten bouwen. Het was er een zoete inval; familie die aan de wal woonde logeerden er graag. Vader Geert was een boom van een man; toch werd hij – stukje bij beetje- geveld door kanker. Tjerkje: “Moeder zei wel eens, ‘het is geen slavenleven maar een dierenleven’. Ze trok na de dood van vader rouwkleding aan en heeft die nooit meer uitgedaan. Elke keer als ze in de licht rouw wilde stierf er weer iemand in de familie.”

Vader Geert was een boom van een man; toch werd hij – stukje bij beetje- geveld door kanker. Tjerkje: “Moeder zei wel eens, ‘het is geen slavenleven maar een dierenleven’
Vader Geert was in 1927 zijn eigen bedrijf begonnen met de UK 184, ‘De Jonge Kornelis’, een tweedehandsje uit Katwijk. Vlak voor zijn dood had Geert opdracht gegeven voor de bouw van een nieuw schip bij een werf in Monnickendam. Tjerkje: “Het was erop of eronder. Veel mensen zeiden: ‘Jullie redden het niet.’ Moeder heeft toen een hypotheek op het huis genomen en de jongste kinderen afgeërfd met elk duizend gulden. Ze reisde naar Den Haag en zorgde ervoor dat broer Cees niet net als Louw als soldaat naar Indië werd gestuurd.”
Moeder de baas
Lubbetje deed ook nog een aanvraag voor ondersteuning bij de Zuiderzeewet maar deze werd afgewezen. Tjerkje: “’Dat kan er ook nog wel bij’, zei ze.” Met hulp van Cees Zeeman en Lucas Hoekman lukte het Lubbetje de nieuwe UK 184, de Geertruida, in 1949 in bedrijf te nemen. Ze was nu eigenaar van een moderne kotter met een 20 pk motor, waarmee zowel op het IJsselmeer als langs de Noordzeekust kon worden gevist. Zoon Cornelis was schipper, Louw en Jan maakten de bemanning uit.
Achter een bureautje in de woonkamer deed Lubbetje de bedrijfsvoering. Tjerkje: “Elke zaterdagmiddag werden wij weggestuurd. Dan kwam de bemanning voor overleg. Toen de jongens trouwden kwamen in het weekend de schoondochters langs voor hun weekgeld, 75 gulden, of ze nu veel of weinig kinderen hadden. Ook hun gas-, water- en lichtrekening werd betaald. De rest werd in het bedrijf geïnvesteerd. Zij was echt de baas.”
De moeder van elf leefde zelf sober. Marrie (84) was tien toen haar vader overleed: “Er werd op de pof gekocht en ieder dubbeltje werd omgedraaid. Elke week werden de rekeningen afbetaald, rijksdaalder voor rijksdaalder.” Hoewel Lubbetje zichzelf geen luxe gunde, was ze haar tijd ver vooruit. Marrie: “Als dochters mochten we roken, lange broeken dragen en thuis een glaasje sherry drinken. Als dienstmeisje bij de dominee was ze begonnen te lezen. Het werd haar grote passie. Als ze niet aan het werk was, was ze met een historische roman of handwerkje te vinden.”

Lezen werd Lubbetje’s grote passie. Als ze niet aan het werk was, was ze met een historische roman of handwerkje te vinden.
De wereld verkennen
Lubbetje hield de bedrijfsvoering vol tot haar zoons in de Jaren 60 grote kotters lieten bouwen. Marrie: “Er kwam toen zoveel bij het vissersbedrijf kijken op het gebied van belastingen en quota. Ze hield het voor gezien.”
Terwijl de oude UK 184 van de Gebroeders Koffeman werd vervangen door een moderne kotter, de Geertruida, lieten zoons Cees, Louw en Jan ook hun eigen schepen bouwen. Truitje, Hendrikje, Aaltje Tjerkje en Bep werkten aan de wal en trouwden met een ‘vreemde’. Marrie bleef op Urk en ging met haar man in de Arubastraat wonen. Tjerkje woonde in Den Helder maar verhuisde veertig jaar geleden naar de Pieter Romkesstraat.

De dochters denken met dankbaarheid terug aan hun moeder, de ‘eerste Dolle Mina van Urk’. Marrie: “Ze was een ontwikkelde vrouw met een brede blik in het leven. Ze heeft ons gemotiveerd op eigen benen te staan en de wereld te verkennen. Ze heeft ons de liefde voor boeken meegegeven: alle zussen zijn verwoede lezers.”
Bijna 75 jaar na die verdrietige kerst van ‘47 blijkt Lubbetje een van de grondleggers van de moderne Urker visserij te zijn geweest: uit het bedrijfje met een ‘ouwe, lekke botter’ zijn drie grote visserijbedrijven gegroeid. Lubbetje’s naam is nog lang geëerd: tot 2002 was er een vissersschip, de UK 183, met haar naam in de vaart.
Geef een reactie